Analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2018

Gepubliceerd op: 31 oktober 2018 12:49

De deelname aan de Monitor BoekStart in de kinderopvang is in 2018 weer toegenomen, zo blijkt uit de landelijke analyse. Dat is goed nieuws, want met de uitkomsten kunnen we er samen voor zorgen dat de kwaliteit van de aanpak in de kinderopvang verbetert. Daarom doet het BoekStartkernteam, ondersteund door monitorspecialist Kees Broekhof van Sardes, op basis van deze uitkomsten een aantal aanbevelingen.

Aanbevelingen met betrekking tot bibliotheken

  1. Bijna alle bibliotheken hebben medewerkers in dienst die verantwoordelijk zijn voor BoekStart (98%), slechts 43% krijgt daarvoor specifieke uren toegekend. Zorg ervoor dat de medewerker die BoekStart in de kinderopvang in het takenpakket heeft ook expliciet daarvoor bestemde uren ter beschikking heeft, anders komt een goede, structurele samenwerking niet van de grond. In het landelijke rekenmodel wordt uitgegaan van  0,5 tot 1,0 uur per week inzet van een voorleesconsulent per kinderopvanglocatie.
  2. Alle bibliotheken bieden de training Interactief voorlezen aan (90%), terwijl daar onvoldoende gebruik van wordt gemaakt, want in de peuteropvang is 31% van de medewerkers geschoold in interactief voorlezen en slechts 14% in de dagopvang. Hetzelfde geldt voor informatie over digitale prentenboeken en kinderboekenapps die door 81% van alle bibliotheken gegeven wordt, terwijl 47% van de medewerkers in de peuteropvang en 62% in de dagopvang aangeeft er nooit mee te werken. Er is meer nodig dan aanbieden en informeren, dus zet in op een actief en minder vrijblijvend beleid op deze onderdelen.
  3. De uitkomsten van de landelijke analyse en ook die van de Bibliotheek zelf, lenen zich goed om ook met het bibliotheekmanagement te bespreken en beleidsmatige zaken aan de orde te stellen. Breng dit onder de aandacht en ga hierover in gesprek met het management.

Aanbevelingen met betrekking tot de kinderopvang

  1. Steeds meer locaties beschikken over opgeleide voorleescoördinatoren (88%) en daarvan beschikt 69% over een voorleesplan, terwijl uit de Monitor blijkt dat het hebben van een voorleesplan een cruciale factor speelt bij het voorleesklimaat. Het advies is dan ook om er voor te zorgen dat er in ieder geval een Voorleesplan is, ook bij locaties waar geen voorleescoördinator is.
  2. Bij dagopvanglocaties met een uitnodigende voorleeshoek in alle groepen, wordt significant vaker dagelijks voorgelezen en is voorlezen significant vaker een vast programma onderdeel. Een uitnodigende voorleeshoek is dan ook van doorslaggevend belang voor het voorleesklimaat, dus maak daar een speerpunt van.
  3. Pedagogisch medewerkers (pm’ers) geven vaker aan te weten hoe ze laaggeletterde ouders kunnen herkennen (48% in 2018 t.o.v. 43% in 2017). Dat is goed nieuws en het zou mooi zijn als dat percentage de komende jaren stijgt. Het advies is dan ook om meer medewerkers te trainen in het herkennen en verwijzen van laaggeletterde ouders.
  4. Een grote meerderheid van pm’ers geeft aan nooit met digitale prentenboeken te werken. Uit onderzoek is bekend dat het bekijken van digitale prentenboeken zeer bevorderlijk is voor de taalontwikkeling. Zorg er daarom voor dat digitale prentenboeken in het aanbod worden opgenomen. Ga voor inspiratie eventueel in gesprek met een ervaren locatie.
  5. Pm’ers in de dagopvang zijn minder geneigd dan pm’ers in de peuteropvang om ouders te stimuleren om thuis voor te lezen (19% vs. 51%). Maak alle ouders bewust van het grote belang van een levende leescultuur in het gezin.